Arbeidsongeschiktheid kun je laten vaststellen in 3 varianten:
1. Een beroeps arbeidsongeschiktheid houdt rekening met het vak dat je uitoefent. Bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt gekeken of jij het op de polis vermelde beroep nog (deels) kan uitoefenen. Je kunt niet worden verplicht om (rest)capaciteiten te benutten voor een andere functie of beroep.
2. Bij passende arbeidsongeschiktheid wordt bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid gekeken of jij arbeid kunt verrichten of een beroep kunt uitoefenen die aansluit bij jouw arbeidsverleden, capaciteiten, opleiding, salaris en beperkingen. Het kan dus zijn dat je een ander beroep moet gaan uitoefenen dan je deed voor je arbeidsongeschikt werd.
3. Kies je voor gangbare arbeidsongeschiktheid dan wordt bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid gekeken of jij nog (deels) werkzaamheden kan verrichten die gelden als algemeen geaccepteerde arbeid, ongeacht je beroep of werkervaring.